Sinds ik opstellingen begeleid, zijn de gesprekken die ik voer anders geworden. Ook met familie, vrienden en bekenden. We gaan sneller naar een diepere laag. Mensen zijn nieuwsgierig, merk ik. Willen er graag meer over weten. En als ze iets herkennen in een blog of in wat ik deel op Instagram, sturen ze een appje of leggen ze situaties aan me voor.
Systemisch werk is steeds bekender. Toen ik er jaren geleden mee in aanraking kwam, had nog bijna niemand ervan gehoord. Nu lijkt het soms een hype. Mensen hebben erover gelezen of van gehoord en hebben soms ook al een opstelling meegemaakt. Dat helpt. Er is herkenning. Er is meer taal. En er is meer bereidheid om echt te kijken.
Ik merk ook dat mensen voelen dat het klopt. Dat systemisch werk iets raakt dat ze diep vanbinnen al wisten.
En bij mezelf merk ik dat ik me steeds comfortabeler voel in het niet-weten. Systemisch werk heeft naast de theorie vooral te maken met hoe je als begeleider aanwezig bent. Hoe je scherp waarnemen kunt combineren met het durven verdragen van het niet-weten. Stiltes laat bestaan. Aanwezig blijft bij wat zich aandient, ook als het nog geen naam heeft. Dat vraagt oefening. En het vraagt dat je je eigen systeem kent. Niet als methode, maar als doorleefde ervaring. Juist daardoor ontstaat er ruimte, ‘holding space’, waarin iets nieuws zichtbaar mag worden.
Als die ruimte er is, valt er bij de ander soms ineens iets op z’n plek. Door één zin. Eén beweging. Een blik of een stilte. En dan gebeurt het… Alsof er een kwartje valt, dat al die tijd op je lag te wachten.